Nieuws

Het aanpakken van de ‘mismatch’ op de arbeidsmarkt moet van drie kanten komen

Gepost op 7 september 2021
  • Inclusief werken

Het gevreesde bloedbad op de arbeidsmarkt na corona komt er wellicht niet. De economie trekt terug aan, ‘beter dan ooit tevoren’, zo lijkt het wel. Minister Hilde Crevits zou zelfs hebben gezegd: “Ieder die wil werken, kan werken”.

Beweging aan de kant van het aanbod, maar ook aan de kant van de vraag

Het is niet omdat er meer vacatures zouden zijn dan werkzoekenden dat alle werkzoekenden zouden kunnen werken, als ze het maar echt zouden willen. Dat geeft de minister zelf ook toe met het verlanglijstje dat ze in juli naar haar federale collega Pierre-Yves ¬Dermagne stuurde: Vlaanderen wil bedrijven die herstructureren verplichten hun werknemers een aanbod te doen om zich om te scholen, Vlaanderen wil bepalen dat een deel van de ontslagvergoeding alleen als opleidingsbudget kan worden gebruikt, Vlaanderen wil opleidingen kunnen promoten via vrijstellingen (of net niet) van beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt, enzovoort. Dus, Minister Crevits erkent dat sommigen die willen werken, toch eerst een opleiding nodig hebben voor ze één van de beschikbare vacatures zouden kunnen invullen.
Dat bijkomende opleidingen, het zogenaamde ‘levenslang leren’ uit het Vlaamse relance-plan, een deel van de oplossing kunnen zijn, daar twijfelt niemand aan. Maar het is slechts een deel van de oplossing.

Wanneer vraag en aanbod op de arbeidsmarkt niet bij elkaar passen moet men de oplossing niet enkel zoeken bij een aanpassing van het aanbod; ook aan de kant van vraag zal er iets moeten bewegen. En dan gaat het niet om aanpassing van het takenpakket aan de beschikbare werknemers alleen; dan gaat het nog meer over werkbaar werk. Als steeds meer mensen hun werk als onwerkbaar ervaren is het hele activeringsbeleid een oefening in dweilen met de kraan open: werknemers halen het beste uit zichzelf, overdrijven daarin zelfs, tot een arts hen zegt dat het genoeg geweest is. De terugkeer naar de arbeidsmarkt vanuit langdurige werkonbekwaamheid is een moeilijke piste, en wie daarin luiheid of werkonwilligheid vermoedt heeft het nooit zelf meegemaakt.

Sommige werknemers hebben een rugzakje nodig

De noodzakelijk inspanningen zullen dus van de werkgevers en van de werknemers moeten komen. Maar ook de overheid zal een actievere rol moeten spelen. Ive Marx vergelijkt onze arbeidsmarkt met een burcht: fijn en relatief veilig voor wie erin zit, onbereikbaar voor wie er buiten zit. Hij pleit voor een flexibelere arbeidsmarkt, waar meer plaats zou zijn voor lager geschoolden. Met de analyse kunnen we het eens zijn, met de oplossing niet noodzakelijk. Immers, volgens de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid was het aandeel laaggeschoolden in de bevolking op arbeidsleeftijd nooit zo klein als nu, en bleef het aandeel laaggekwalificeerde banen relatief stabiel: een paradox die verklaard zou kunnen worden doordat midden-geschoolde werknemers steeds vaker hun toevlucht zoeken tot lager gekwalificeerde functies (die minder werkstress en meer zekerheid meebrengen). Dan baat het niet laaggekwalificeerde jobs nog flexibeler (lees: goedkoper) te maken – behalve voor de winstmarge van de werkgever.

Een andere manier om hetzelfde te bereiken – iedereen een eerlijke kans op een plek in een veilige arbeidsmarkt – is om een sommige werknemers een ‘rugzakje’ mee te geven, waarin subsidies voor rendementsverlies en begeleiding zitten. Zo behouden alle werknemers hun rechten, volgens te terecht hoge standaard die in België geldt, en de werkgevers krijgen assistentie om hun plichten tegenover werknemers met lager rendement te voldoen. Een dergelijk systeem moeten we niet opnieuw uitvinden: in Vlaanderen bestaat het al. Het heet ‘maatwerk’: werk op maat van de werknemer. Maatwerk kan voorlopig alleen in maatwerkbedrijven, maar straks in alle bedrijven.

De rugzakjes kosten eigenlijk niets aan de maatschappij

Maatwerk kan enkel voor werknemers waarvan VDAB oordeelt dat ze zonder rugzak niet in de arbeidsmarkt-burcht geraken. VDAB geeft die rugzakjes enkel aan mensen die ze nodig hebben. Met andere woorden, elke persoon die met een maatwerk-rugzak aan de slag gaat betekent een persoon die een toelage krijgt minder. Al bij al kosten die rugzakjes niets aan de maatschappij.

Bovendien leveren de mensen die op die manier aan de slag gaan ook een belangrijke bijdrage aan de maatschappij. Dankzij hen bestaan de kringloopcentra, dankzij hen wordt jaarlijks 35.000 ton spullen hergebruikt, dankzij hen kan het onkruid op openbare wegen zonder herbicide worden bestreden, dankzij hen zijn er fietspunten aan de grote stations,…

100.000 handen staan klaar om te helpen
Echter, Vlaanderen betaalt de rugzakjes, federaal België bespaart op de toelagen. Dat zet een zware en volstrekt nutteloze rem op het systeem. Een manier om deze vestzak-broekzakoperatie rond te krijgen, dat had op het verlanglijstje van Minister Crevits moeten staan. 100.000 handen staan klaar om te helpen. Investeer in de middelen om hen te laten werken.