FAQ

Is er een begeleidingsnorm binnen de regelgeving van AMA WSE?

Een medewerker AMA WSE verricht arbeidsmatige activiteiten bij één of meer werkposten onder begeleiding van een begeleider arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie.

Er is geen wettelijk minimaal aantal begeleiders, anders dan in collectief maatwerk dus. Er is wel een vrij gedetailleerde omschrijving van wat de begeleiding moet omvatten Indirect is er dus wel een soort omschrijving van ‘minimum begeleiding’, maar niet uitgedrukt in uren.

Artikel 66 van het BVR bepaalt dat de begeleiding volgende elementen moet inhouden:

1° een intake- en oriënteringsgesprek houden met kandidaat-deelnemers;
2° een persoonlijk ontwikkelingsplan opmaken, opvolgen en bijsturen in dialoog met de deelnemers aan arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie, dat tot doel heeft de competenties van de deelnemers op te volgen en te ontwikkelen;
3° het persoonlijk ontwikkelingsplan en ook elke wijziging ervan registreren in het persoonlijke bestand op het elektronische platform.
4° passende arbeidsmatige activiteiten op een interne of externe werkpost zoeken die het mogelijk maken om arbeidsmarkt- en beroepsgerichte competenties van de deelnemer te observeren, te versterken en bij te sturen, met uitsluiting van de deelname aan de uitvoering van onderaannemingsovereenkomsten in de kernactiviteit van een andere onderneming;
5° de arbeidsmatige activiteiten op een externe werkpost vreemd aan de organisaties beperken tot occasionele deelname in functie van de stappen naar betaalde arbeid;
6° de deelnemers en zijn directe collega’s begeleiden bij de start zowel op een interne als externe werkpost en de deelnemers tijdens de duur van de arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie periodiek opvolgen;
7° de rol van aanspreekpunt vervullen bij de arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie voor de deelnemers en voor de VDAB;
8° minimaal jaarlijks formeel evalueren of de arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie passend zijn voor de deelnemers, in dialoog met de deelnemers en met de VDAB;
9° opleidingen of competentieversterkende acties organiseren die de deelnemers versterken in hun deelname aan de arbeidsmatige activiteiten in de sociale economie, in het omgaan met de cognitieve, medische, psychische, psychiatrische of sociale problematieken, de opbouw van generieke competenties die toelaten om optimaal te participeren en verdere stappen naar betaald werk te kunnen zetten;
10° via de sociale dienst van het maatwerkbedrijf de deelnemers voorzien van ondersteuning op andere levensdomeinen en, als dat nodig is, de brug slaan naar reguliere zorg en welzijnsvoorzieningen;
11° een begeleiding op maat in functie van zo veel mogelijk uitstroom naar betaalde arbeid op de reguliere arbeidsmarkt of in collectief maatwerk.