FAQ

Hoe berekent de inspectie de begeleidingsnorm?

De inspectie baseert zich op de namen van de begeleiders zoals de maatwerkbedrijven die rapporteren in de bevraging van de inspectie.
De controle op de begeleidingsnorm heeft altijd betrekking op een bepaald kwartaal. In de praktijk is dat het meest recente kwartaal waarvoor er DmfA-gegevens beschikbaar zijn.
De VTE’s van de werkvloerbegeleiders wordt berekend op basis van hun prestatiegegevens die voor dat kwartaal aan de RSZ aangegeven worden in de DmfA.
De doelgroepwerknemers voor een bepaald kwartaal telt de inspectie aan de hand van de actieve WOP-pakketten in dat kwartaal. Dit zijn de WOP-pakketten die voor dat kwartaal meegenomen werden in de subsidieafrekening.
Van deze doelgroepwerknemers berekent de inspectie de VTE’s op basis van hun prestatiegegevens die in de DmfA.
Tewerkstellingslijnen zonder loonkost worden niet meegenomen. Voor tewerkstellingslijnen van PTNZ’ers berekent de inspectie een prestatiebreuk in functie van het effectief gepresteerd aantal uren in het kwartaal.
Alle prestatiebreuken worden getotaliseerd per categorie van begeleidingsgraad (hoog-midden-laag).
Het totaal van elke categorie wordt gedeeld door respectievelijk 7, 10 en 13. Op die manier krijgt de inspectie per categorie het minimaal aantal VTE aan werkvloerbegeleiders. De som van die 3 cijfers geeft het minimaal VTE aan werkvloerbegeleiders op organisatieniveau.
De inspectie telt enkel de doelgroepwerknemers en werkvloerbegeleiders die op de laatste dag van dat kwartaal in dienst zijn. Dus wie in de loop van het kwartaal uit dienst gaat, wordt niet meegeteld. Voor de doelgroepwerknemers is er wel een aftopping op het contingent, eveneens gebaseerd op de situatie op de laatste dag van het kwartaal.